link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook

Overwegingen pater Piet Schellens SCJ

Wandelingen door de Bijbel

foto: www.heiligewillibrorddeurne.nl
Piet Schellens
Piet Schellens

Pater Dr. Piet Schellens SCJ, voor­ma­lig pastoor van Asten, heeft een serie van ruim hon­derd over­we­gingen ge­schre­ven die hij gebruikt bij het pas­to­rale werk in zijn pa­ro­chie te Vlier­den. Hij duidt deze over­we­gingen aan als ‘Wan­de­lin­gen door de Bijbel’.

Hier­on­der staan de in totaal 112 over­we­gingen op een rij. Ze zijn voor­zien van fraaie illus­tra­ties, foto’s van houtsnij­werken gemaakt door Herman Falke SCJ uit Canada.

De eerste over­we­gingen zijn via de knop [Lees ver­der] al be­schik­baar. In de ko­men­de tijd zullen alle 112 over­we­gingen wor­den toe­ge­voegd.

1. “Spreek Heer, Uw die­naar luistert”

Dat is de hou­ding van iemand, die de Bijbel opent. Ik wil met u een wan­de­ling maken door heel de Heilige Schrift, vanaf het Boek der Schep­ping (Genesis) tot aan het Boek der Open­ba­ring (Apocalyps).

2. De schep­ping (Gen. 1)

Evolutionisten en Creationisten ruziën over de oorsprong van de wereld. Beiden hou­den het Schep­pings­ver­haal voor his­to­risch; ze snappen niet, dat het een gedicht is zon­der weten­schap­pe­lijke pre­tenties.

3. In den beginne... (Gen. 3)

In het paradijs zat geen jour­na­list in de struiken. Je moet het verhaal niet lezen als een kranten­ver­slag. Het is een terug­blik van gelo­vi­ge Joden op de oorsprong van mens en wereld. Ze vroegen zich af: hoe zit dat nou met man en vrouw?

4. Ben ik mijn broe­ders hoe­der? (Gen. 4)

Vooraan in de bijbel staat het verhaal van twee broers. Het is als waar­schu­wing ge­schre­ven: zó moet het niet!

5. De Ark van Noach (Gen. 6-8)

De mens­heid draagt her­in­ne­ringen met zich mee aan over­stro­mingen en tsunami’s van enorme omvang. Er zijn wel 70 zondvloed­ver­halen in allerlei culturen en religies. Israël heeft zijn eigen versie, waarin God optreedt als bevrij­der.

6. God op huis­be­zoek (Gen. 18)

Abraham deed op het heetst van de dag zijn mid­dagdutje onder de eik van Mamre. Toen kwam God daar aanwan­de­len, vergezeld van twee engelen. Zo ging dat nog in die dagen.

7. Abraham als koopman (Gen. 18)

Het bezoek van God aan Abraham ein­digde aldus. “Nu moet Ik naar Sodom”, zei God na het eten tegen hem. “Ik heb gehoord, dat daar hemeltergende dingen gebeuren”. Wat was er gebeurd?

8. Abraham tussen twee vuren (Gen. 21)

God had Abraham een talrijk nageslacht beloofd, maar Sara bleef onvrucht­baar en onder­hand viel er aan kin­de­ren niet meer te denken. Toen zei Sara tegen Abraham: “Laat mijn slavin Hagar voor mij een kind baren uit jouw zaad”. Lees verder...

9. Abrahams offer (Gen. 22)

Je kunt niet zeggen, dat God het Abraham ge­mak­ke­lijk heeft gemaakt. Abraham had ge­hoor­zaamd aan Gods opdracht: “Ga weg uit je land, keer het huis van je vader de rug toe en vertrek naar het land dat ik je wijzen zal. Ga!” Lees verder...

10. De Jacobslad­der (Gen. 28)

Jacob werd aarts­va­der door bedrog. Zijn oudere broer Esau zou de oude en blinde Isaac opvolgen en de aarts­va­der­lijke zegen van hem ont­van­gen. Maar met hulp van moe­der Rebekka was Jacob hem voor. Lees verder...

11. Jacobs worsteling met God (Gen. 32)

Op zijn vlucht kwam Jacob terecht bij zijn oom Laban; en daar werd de bedrie­ger bedrogen. Want oom Laban stemde wel in met het huwe­lijk van Jacob met zijn mooie dochter Rachel, op voor­waarde dat Jacob zeven jaren voor hem zou blijven werken. Lees verder...

12. Jozef, ver­wor­pen en verhegen (Gen. 37 & 45)

Vader Jacob had 12 zonen; de bekendste is Jozef, de zoon die zijn lievelingsvrouw Rachel hem schonk in zijn ouderdom. De Jozef­cy­clus vormt het laatste kwart van Genesis en wordt een hoogte­punt van de wereldliteratuur genoemd. Lees verder...

13. Het bran­dende braambos (Ex. 3)

Mozes zou de grote lei­der van het Gods­volk wor­den, en dus kreeg hij naar joodse gewoonte een prach­tig roe­pings­ver­haal. Lees verder...

14. Exodus uit Egypte (Ex. 14 - 15)

Mozes ging naar Farao en bracht Gods bood­schap over: Let my people go! Er waren tien plagen over Egypte nodig om Farao zover te krijgen. Lees verder...

15. De bronzen slang (Num. 21)

De barre woes­tijn­tocht duurde te lang. Het volk kreeg hon­ger en werd geteisterd door tegen­slagen. Ze be­gon­nen te mopperen tegen Mozes: “Je had ons beter in Egypte kunnen laten". Lees verder...

16. Mozes als midde­laar (Ex. 17)

Op hun tocht door de woes­tijn wer­den de Israëlieten herhaal­de­lijk aan­ge­vallen door stammen, die daar woon­den en die niets moesten hebben van die vreem­de­lingen. Lees verder...

17. Bevrij­dende woor­den van de Sinai (Ex. 20 & 32)

Het was een plech­tig moment, een in­druk­wek­kende gebeur­te­nis, toen Mozes de Tien Woor­den van God ont­ving op de berg Sinai. Het volk bene­den hoorde de don­der­slagen, het geschal van bazuinen. Lees verder...

18. De druivensjouwers

De tocht door de woes­tijn was vre­se­lijk zwaar; eindeloos zeulde het volk in de barre hitte door het woes­tijnzand. De vreugde om de be­vrij­ding uit Egypte sloeg om in wanhoop: zou men ooit het beloofde land bereiken? Lees verder...

19. Simson, de god­ge­wijde schurk (Ri. 16)

Toen ze ein­de­lijk in het Beloofde Land waren gearri­veerd, zwierven de twaalf stammen als noma­den rond, zon­der structuur, zon­der lei­ding. Lees verder...

20. Jefta, de onge­luk­kige (Ri. 10 en 11)

De periode van de Rechters was vol van vechtpartijen, ver­war­ring en verloe­dering. Het verhaal van Jefta is daar een voor­beeld van. Lees verder...

21. David, Gods uit­ver­ko­rene (1 Sam. 16)

Na de Richters kwamen de Koningen. De eerste was Saul, maar dat werd geen succes. Toen stuurde God de profeet Samuel naar Beth­le­hem, om een van de zonen van Isai tot koning te zalven. Lees verder...

22. David en Goliat (1 Sam. 17)

Het spannende verhaal van de kleine David, die de woeste reus Goliat overwint, draait om het thema, dat het leidmo­tief is van de hele bijbel: de toe­komst van het Gods­volk hangt niet af van man en macht, maar van Gods wil. Lees verder...

23. David en Saul (1 Sam. 16 en 24)

Koning Saul was een norse en depressieve man en David werd naar het paleis ge­roe­pen om hem met zang en citerspel op te vrolijken. Lees verder...

24. David en Batseba (2 Sam. 11 en 12)

Davids klerken schreven zijn deug­den, maar ook zijn ondeug­den onver­bloemd op. Beroemd is het verhaal van Batseba. Lees verder...

25. David en God (Ps. 51 en 131)

David was niet alleen een groot staatsman en veldheer, hij leeft nog altijd voort als zan­ger Gods. Veel psalmen zijn van hem of staan op zijn naam. Lees verder...

26. Het Salomonsoor­deel (1 Kon. 3)

Koning Salomo, zoon van David en Batseba, was niet alleen een groot staatsman en bouwer van de tempel in Jeru­za­lem; hij is vooral de ge­schie­de­nis inge­gaan als een wijze rechter. Lees verder...

27. At the river of Babylon (Ps. 137)

Na koning Salomo viel het Rijk uiteen; er kwam een schei­ding tussen Noord en Zuid. Veel koningen deug­den niet en profeten fulmineer­den tegen het morele en gods­diens­tige verval. Lees verder...

28. Als een hert... (Ps. 42)

De joden leef­den in hun eigen land, maar zeker ook tij­dens de balling­schap, te mid­den van volkeren met allerlei afgo­den. Als ze dan in de problemen zaten, werd er met hen gespot: Waar is nou die God van jullie? Lees verder...

29. Judit, de glorie van Israël (Judit 12 en 13)

Aan de tijd van de balling­schap hebben we een aantal boeiende verhalen te danken. Ik neem u eerst mee naar de Assyrische overheer­sing (rond 700 v. Chr.). Lees verder...

30. Tobias en Sara (Tobit 2,6,8)

Tobit is de familiege­schie­de­nis van een vroom Joods gezin, dat in balling­schap leeft in Ninivé. Het is een troost­boek voor de Joden, die van huis en haard ver­dre­ven zijn. Lees verder...

31. Jesaja: Moeder God (Jes. 49)

De profeten waar­schuw­den het volk van Israël: als jullie het Verbond met God niet onder­hou­den, zal Hij zich van jullie afkeren en jullie aan je lot overlaten. Lees verder...

32. In de vuuroven (Dan. 3)

De koning van Babel had Jeru­za­lem veroverd, de tempel verwoest en het volk gedepor­teerd. Lees verder...

33. Habakuk (Dan. 14)

De Joden hiel­den van sterke verhalen over spectaculaire ingrepen van God om zijn dienaren te helpen. Zoals het verhaal van de profeet Habakuk. Lees verder...

34. De kuise Susanna (Dan. 13)

Als de nood het hoogst is, is de red­ding nabij. Als alles verloren lijkt en er geen hoop meer is, grijpt God in. Dat is het leidmo­tief van de bijbel. God redt wie op Hem ver­trouwt. Lees verder...

35. Het visioen van vrede (Jes. 11)

Het volk doorstond de be­proe­vingen van de balling­schap door vast te hou­den aan de sabbat en aan de beloften van de profeten. Lees verder...

36. Jeru­za­lem her­bouwd (Ezra 6)

De Babylo­nische balling­schap duurde 60 jaren. Toen verscheen Kores op het wereldtoneel. Deze koning der Perzen versloeg de Babyloniërs. Lees verder...

37. Ester, mooi en moe­dig (Est. 4-7)

Na de balling­schap bleven veel Joden in Babel wonen; ze waren daar aar­dig inge­bur­gerd. Zo nam het joodse meisje Hadassa de naam Ester aan naar de godin Isjtar, terwijl haar voorname oom Mordechai zo genoemd werd naar de god Mardoek. Lees verder...

38. Jona, onwillige profeet (Jona 2)

Het Bijbel­boekje Jona is een novelle, een verzonnen verhaal waar een hele­boel in zit. Jona krijgt van God de opdracht om de stad Ninivé de wacht aan te zeggen. Lees verder...

39. Ezechiël: levend water (Ez. 47)

De profeet Ezechiël had een visioen: hij zag een stroom van levend water uit de tempel stromen. Dat water zuiverde het vergif­tigde milieu. Lees verder...

40. Job op de mesthoop (job 2-3)

Job woonde in het land der hei­denen, maar hij was een recht­vaar­dige. “Vader der armen” werd hij genoemd. Lees verder...

41. Ruth, de overgroot­moe­der van David (Ruth 2)

De stam­boom van koning David – en dus ook van Jezus - zou een paar keer vastgelopen zijn, als niet enkele vrouwen red­ding had­den gebracht. En die vrouwen kwamen allemaal uit on­ver­wachte hoek. Lees verder...

42. Bileam en de ezel (Num. 22)

De Bijbel gebruikt allerlei literaire genres om de Blijde Bood­schap over te brengen, zelfs sprookjes. Maar die kunnen een diepe wijs­heid bevatten. Lees verder...

43. De Blijde Bood­schap: Jezus is de Messias (Lc. 1)

De blijde bood­schap over Jezus Messias begint met de aan­kon­di­ging door de engel Gabriël aan Maria, dat zij de moe­der zal wor­den van de red­der der wereld. Onze beeld­hou­wer laat de engel dwars door het beeld vliegen en hij kijkt even ver­baasd als het jonge meisje Maria, dat schrikt. Lees verder...

44. De Visi­ta­tie: oud en nieuw raken elkaar

Je zult een engel op bezoek hebben gehad en de bood­schap hebben gekregen, dat de Aller­hoog­ste je heeft uit­ver­ko­ren om moe­der te wor­den van zijn Zoon. Dan zoek je toch de stilte om te medi­te­ren over die uit­ver­kie­zing. Lees verder...

45. Geen plaats in de her­berg (Lc. 2)

Een sympathieke afbeel­ding van de her­bergier van Beth­le­hem. Meestal werd hij gezien als een harte­loze zakenman, die al gauw in de gaten had, dat er niets te verdienen viel aan dat arme stel voor zijn deur. Lees verder...

46. Gods Menslievend­heid (Lc. 2; Mt. 2)

De blijde bood­schap van de Kerst­nacht is: onze God is niet dood, zoals in de vorige eeuw beweerd werd. Onze God is niet kwaad of hardvoch­tig, zoals in onze jeugd werd ver­teld. God is geen scrupuleuze boekh­ou­der, zoals Hij ons werd voor­ge­steld. Lees verder...

47. Drie koningen kwamen van verre (Mt. 2)

De Wijzen uit het Oosten von­den de pas­ge­bo­ren Koning niet in de paleizen van Jeru­za­lem; hun zoek­tocht ein­digde in het open veld van Beth­le­hem. Alsof de evangelist wil zeggen: de echte ge­schie­de­nis wordt niet gemaakt in Lees verder...

48. De oude Simeon zag het heil (Lc. 2)

Op de 40e dag na de geboorte van Jezus gingen Maria en Jozef met Hem naar de tempel om Hem aan God op te dragen. Zo stond het in de Wet van Mozes. Ze troffen daar de oude Simeon aan, een vrome man, die Israëls vertroos­ting verwachtte. Lees verder...

49. Het Heilig huis­ge­zin van Nazarath

De evan­ge­lis­ten vermel­den niets over de kin­der­ja­ren van Jezus. We mogen aan­ne­men, dat Maria en Jozef uits­te­kende ouders waren en Jezus een voor­beel­dig kind. Lees verder...

50. Jezus in het Huis van de Vader (Lc. 2)

Jezus was een ge­hoor­zaam kind, maar Hij had ook nog een andere loyali­teit. Dat bleek, toen Hij 12 jaar was en met zijn ouders en fami­lie­le­den op bede­vaart ging naar de tempel in Jeru­za­lem. Lees verder...

51. Sint Jan de Doper (Mc. 1 en 6)

In Judea was de pries­ter­zoon Johannes ook groot gewor­den. En hoe! Zijn vader Zacharias nam hem mee naar de tempel; daar was hij kind aan huis en werd ver­trouwd met de joodse tradities. Maar Johannes ontdekte, dat het niet klopte.

52. De doop in de Jordaan (Mc. 1)

Jezus hoorde in Galilea van het optre­den van Johannes en Hij ging naar hem toe. Zo verklaarde Hij zich solidair met diens provocerende predi­king. Hij ging in tegen de over­tui­ging van het reli­gi­euze establish­ment door te verklaren: “Onder alle mensen­kin­de­ren is niemand groter dan Johannes”.

53. De be­proe­ving in de woes­tijn (Mt. 4)

Na zijn doop trok Jezus zich terug in de woes­tijn. Zoals Mozes 40 jaren rondzwierf in de woes­tijn, voordat het Volk Gods het Beloofde Land binnen­ging, zo verbleef Jezus 40 dagen op die plaats van loute­ring, voor Hij aan zijn open­baar leven begon.

54. Jezus spreekt vanuit de boot (Mt. 13)

Het gonsde in Galilea van de geruchten: “Heb je gehoord van die bruiloft in Kana? En er wor­den veel zieken genezen. Jezus heet Hij en Hij komt uit Nazareth. Hij is een cha­ris­ma­tische predi­kant, zeggen ze. Kom, we gaan kijken. Dat willen we meemaken”.

55. De lamme van Kafarnaum (Mc. 2)

Een lamme man werd door vier vrien­den naar Jezus gebracht. Maar er stond zo’n massa mensen voor de deur, dat ze niet naar binnen kon­den. Toen klommen ze op het platte dak, braken het open en lieten de verlamde man op zijn brancard naar bene­den zakken.

56. De bruiloft van Kana (Joh. 2)

Het Evan­ge­lie van Johannes laat het open­baar leven van Jezus beginnen met een groot won­der. De profeten had­den immers voorzegd, dat, als de Messias kwam, Hij zou zorgen voor brood en wijn in overvloed. Hier breekt het Mes­si­aanse tijdperk aan.

57. Het brood­won­der (Mc. 6)

Als de Messias komt, zal er niet alleen gees­te­lijk heil zijn voor de mensen, maar ook mate­rië­le wel­vaart, brood en wijn in overvloed. Dat had­den de profeten aan­ge­kon­digd.

58. De Goede Herder (Joh. 10)

Eeuwen­lang had het volk van Israël psalm 23 gebe­den: “De Heer is mijn her­der; Hij waakt over mij”. Dat her­der­schap had niets roman­tisch. Een her­der in Israël moest zijn kudde verde­digen tegen wilde dieren; hij was altijd onderweg op zoek naar plaatsen, waar wat te grazen viel.

59. De Samari­taanse vrouw (Joh. 4)

Jezus geeft de Samari­taanse vrouw bij de put van Jacob het levend water van het ware geloof. Hij praat met haar over bid­den, God aanbid­den. In een paar verzen van Johannes 4 komt tienmaal het woord aanbid­den voor. Jezus zegt, dat ware aanbid­ders de Vader aanbid­den in geest en waar­heid.

60. De weduwe van Naïn (Lc. 7)

Toen Jezus de stadspoort van Naïn wilde binnen­gaan, werd daar juist de gestorven zoon van een weduwe uit­ge­dragen. En zoals vaak van Jezus ver­teld wordt, werd Hij ook hier door diep medelij­den bewogen.

61. De bezetene van Gerasa (Lc. 8)

De God van de bijbel is een Bevrij­der. Ook de verhalen over Jezus zijn allemaal be­vrij­dings­ver­halen. In de streek van de Gerasenen, aan de over­kant van het Meer van Galilea, kwam een bezeten man op Jezus af, een woesteling die zich­zelf en anderen verwondde.

62. De storm op het meer (Mc. 4; Mt. 8)

Het Meer van Galilea was het voor­ma­lige werk­ter­rein van de apos­te­len. Vanaf hun jeugd waren die vissers daar thuis; ze wisten hoe het er kon spoken. En juist daar hebben ze de macht van Jezus ervaren.

63. Petrus gered (Mt. 14)

We blijven nog even op het Meer van Galilea. Nu zit Jezus niet bij de leer­lin­gen in de boot tij­dens een hevige storm, maar Hij komt over het water naar hen toe. Zij menen een spook te zien en schreeuwen het uit van angst.

64. De overspelige vrouw (Joh. 8)

Ook dit verhaal herinnert aan een ge­schie­de­nis uit de joodse bijbel: de kuise Susanna mocht blijven leven, terwijl haar rechters wer­den ver­oor­deeld. Hier komen de Fari­zeeën aan­zet­ten met een vrouw, die op overspel betrapt is.

65. De tien melaatsen (Lc. 17)

Tien melaatsen smeekten Jezus hen te genezen. Jezus zegt: “Gaan jullie maar naar de pries­ter; laat zien dat je genezen bent en hij zal jullie weer toelaten tot de ge­meen­schap”. Later komt er één terug om dankjewel te zeggen, en dat was een Samari­taan, een halve hei­den.

66. Gezalfd door een zondares (Lc. 7)

Een tafereel met twee hoofd­fi­gu­ren en een stel toe­schou­wers. De gastheer Simon en de gast Jezus ver­te­gen­woor­digen een ver­schil­lende Gods­beeld. Simon hoort bij de vroom­heids­be­we­ging, die Israël met allerlei wetten verre wil hou­den van alle onrein­heid.

67. Zacheus van Jericho (Lc. 19)

Jezus heeft niet alleen de macht­heb­bers en de hoge heren tegen zich in het harnas gejaagd, maar ook veel gewone vrome mensen begrepen Hem niet en voel­den zich bedrogen. Neem nou dat voorval in Jericho.

68. De kromgegroeide vrouw (Lc. 13)

Jezus preekte op de Sabbat in een synagoge. Hij zal wel gezegd hebben: “De Sabbat is ons gegeven om te vieren dat wij Gods Volk zijn en om ons te rea­li­se­ren waartoe wij ge­roe­pen zijn: om voor elkaar zo goed als God te zijn”. Dan ziet Hij een vrouw, die kromgebogen is en zich niet kan oprichten; 18 jaar was ze al ziek.

69. De blinde bede­laar (Joh. 9)

Waarom waren de mensen zo en­thou­siast over Jezus? Waarom heeft Hij zo’n onuitwis­ba­re indruk gemaakt? Ik denk omdat Hij zo goed kon kijken en luis­te­ren. Hij zag, wat mensen dwars zat; Hij hoorde wat zij bedoel­den.

70. Het dochtertje van Jaïrus (Mt. 9)

Dit verhaal speelt in Kafarnaum, de plaats waar Jezus zich geves­tigd had. Hier ging Hij op sabbat naar de synagoge en preekte er. De overste van de synagoge moet Hem goed gekend hebben. Die overste had ook een hoop­volle naam: Jaïrus betekent: God kijkt naar hem.

71. Het penninkske van de weduwe (Mc. 12)

Een alledaags tafereeltje op het tempel­plein van Jeru­za­lem: gelo­vi­gen lopen de tempel binnen en gooien wat geld in de offerblok. Een voorname Schrift­ge­leer­de doet dat nogal op­val­lend: hij let goed op, dat velen zien hoe hij een briefje van hon­derd offert.

72. Christus de wijnstok (Jo. 15)

Het evan­ge­lie kent veel beel­den om ons dui­de­lijk te maken, wie Jezus voor ons is. Dat waren beel­den, die de joden goed herken­den. Op hun tempel was een wijnstok afge­beeld, teken van de bloeiende ver­bon­den­heid van Israël met God.

73. Als gij niet wordt als een kind (Mt. 18)

Jezus wijst ons, vol­was­se­nen, op het kind, dat nog een en al vraag is en ver­won­dering.

74. De acht zalig­he­den (Mt. 5)

Als je wilt weten, welke mentali­teit er heerst in de Stad Gods, dan moet je luis­te­ren naar de Bergrede van Jezus.

75. De werken van barm­har­tig­heid (Mt. 25)

De kern van het evan­ge­lie is, dat we de hon­gerigen niet zon­der voedsel, de dors­tigen niet zon­der water, de naakten niet zon­der kle­ding, de zieken niet zon­der bezoek, de ge­van­ge­nen niet zon­der be­vrij­ding en de vreem­de­lingen niet zon­der onderdak mogen laten.

76. Fari­zeeër en tolle­naar (Lc. 18)

Twee mannen gaan naar het Godshuis om te bid­den. De Fari­zeeër begint met op te scheppen over zich­zelf en af te geven op anderen.

77. Dove oren en blinde ogen (Mt. 15)

Als de Messias komt, gaan de lammen dansen, de blin­den zien en de doven horen. Naar die tekst van de profeten verwees Jezus de leer­lin­gen van Johannes.

78. De arme Lazarus (Lc. 16)

Er was eens een rijke mijnheer, die dage­lijks zat te schransen, terwijl een arme man voor zijn deur lag te bedelen om een stukje brood. Maar de rijke zag hem niet, wilde hem niet zien.

79. De bruidsmeisjes (Mt. 25)

Tien bruidsmeisjes wachten tot diep in de nacht op de komst van de bruidegom.

80. De verloren zoon en de barm­har­tige vader (Lc. 15)

In de bekende parabel van de verloren zoon wordt vooral de barm­har­tig­heid van de vader bena­drukt.

81. De verloren zoon en zijn broer (Lc. 15)

Bij een parabel zit het venijn in de staart.

82. De barm­har­tige samari­taan (Lc. 10)

Een Fari­zeeër wilde een theo­lo­gische dis­cus­sie op hoog niveau over het gebod: Bemin God met al wat je hebt en je naaste als jezelf.

83. Jezus als de barm­har­tige samari­taan (Lc. 10)

De oude kerk­va­ders gaven nog een andere, sym­bo­li­sche uitleg van de parabel van de barm­har­tige Samari­taan.

84. De werkers van het laatste uur (Mt. 20)

Terwijl jongens in de wijnpers nog bezig zijn om druiven met hun voeten te pletten, begint de wijn­gaar­denier met het uitbetalen van de arbei­ders.

85. De zaaier en het zaad (Mc. 4)

Er staat een mooie parabel in het evan­ge­lie voor ouders en pastores. Zij zaaien het

86. De ver­heer­lij­king op de berg Tabor (Mt. 17)

Jezus bestijgt met drie apos­te­len de berg Tabor. Een Jood beleeft dat zo: hij komt los van de aarde bene­den en hij nadert God.

87. Bij Marta en Maria (Lc. 10)

Een hui­se­lijk tafereeltje: twee zussen die ruzie maken en Jezus als vrede­stich­ter. Jezus is op bezoek bij zijn vriend Lazarus en diens zussen in Bethanië.

88. De opwek­king van Lazarus (Joh. 11)

Het verhaal van de opwek­king van Lazarus wordt wel de meest troos­ten­de bladzijde uit het evan­ge­lie genoemd.

89. De intocht in Jeru­za­lem (Joh. 12)

De bijbel moet niet veel hebben van paar­den, die zo ef­fec­tief zijn in de strijd, het dier van krijgsheren en stand­beel­den. Maar de ezel, die bij ons doorgaat voor stom en koppig, is de favoriet van de bijbel.

90. De tempelreini­ging (Mt. 21)

De tempel was voor Jezus het Huis van zijn Vader, een plaats van gebed, heilige grond. Enkele dagen voor zijn lij­den en dood ging Jezus naar de tempel om te bid­den.

91. Het Laatste Avondmaal (Mc. 14)

“Vurig heb Ik verlangd om dit Paasmaal met u te eten”, zei Jezus op de avond voor zijn dood.

92. Het Eucha­ris­tisch symbool

De Eucha­ris­tie is de herken­ningsritus van de katho­lie­ken. Vanaf de eerste tij­den is het Breken van het Brood het centrale gebeuren, als de chris­te­nen samen­ko­men om de Heer te gedenken.

93. De voet­was­sing (Joh. 13)

Waar de andere evan­ge­lis­ten het laatste Avondmaal bespreken, ver­telt Johannes over de voet­was­sing.

94. De Hof van Olijven (Mt. 26)

Jezus’ doodsstrijd in de Hof van Olijven was vre­se­lijk. Hij zag de verschrik­kingen op zich afkomen en heel zijn wezen verzette zich.

95. De Judaskus (Mt. 26)

Het laatste avondmaal was voor de apos­te­len een uur van ver­bon­den­heid met Jezus en met elkaar, een uur vol mysterie en emotie. En juist daar en toen voer de Satan in Judas.

96. Petrus en de haan (Mt. 26)

Sint Petrus is een geval apart. Hij kon de prach­tigste uit­spra­ken afwisselen met stommi­teiten.

97. Ver­oor­deeld door Pontius Pilatus (Lc. 23)

Pontius Pilatus was de gouverneur, die het recht opofferde aan zijn eigen­be­lang.

98. Ecce homo (Mt. 27)

Beeld en gelijkenis van Hem die leeft, een mensen­zoon, heeft geen macht begeerd, geen aanzien als een god. En heeft zich niet aan de gestalte van deze wereld onder­wor­pen.

99. De kruis­weg naar Cavarië (Mc. 15)

Verzwakt door de geseling nam Jezus de kruisbalk op zijn sch­ou­ders, maar telkens struikelde en viel Hij.

100. Jezus de ge­krui­sig­de (Lc. 23)

Jezus was de vrije en oor­spron­ke­lijke vertolker geweest van een nieuw Gods­beeld.

101. Het dobbelspel onder het kruis (Mt. 27)

“Les extrèmes se touchent”. De uitersten die elkaar raken, zie je levensgroot op de Calvarie­berg.

102. De Piëta in New York

Op 11 sep­tem­ber 2001 werd de aan­slag gepleegd op de Twin Towers, het Wereld­handels­cen­trum in New York.

103. Het lege graf (Mt. 16)

Op Paas­mor­gen zitten de apos­te­len op een dood spoor in hun wanhopige ver­ga­de­ring. Dat het zò met Jezus moest aflopen!

104. Maria van Magdala (Jo. 20)

Kunste­naars hou­den er van om uit te beel­den, dat Maria Magdalena de voeten van Jezus zalft. Deze Maria sprak altijd al zeer tot de ver­beel­ding.

105. De Emmaus­gan­gers (Lc. 24)

Het sculptuur beeldt het verhaal van de Emmaus­gan­gers uit. Bovenaan verlaten zij Jeru­za­lem; ze keren de stad van Gods heil de rug toe.

106. De ongelo­vi­ge Thomas (Jo. 20)

Wat een kerel, die Thomas. Hij ging voor geen tien apos­te­len opzij.

107. Gaat en onder­wijst (Mt. 26; Hand 8)

Het evan­ge­lie van Matteüs ein­digt met een climax, het machts­woord van Jezus: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde, .....

108. Mirjam van Nazareth

Maria is in de ker­ke­lijke kunst vaak uitge­beeld als een koningin met zilveren kroon en een hermelijnen man­tel. Zij werd opgesmukt met ereti­tels en dogma’s.

109. Pink­ste­ren (Hand. 2)

Pink­ste­ren is het geboorte­feest van de Kerk. Begeesterd en moe­dig tra­den de apos­te­len naar buiten en verkon­dig­den de verlos­sing door Jezus, ge­krui­sigd en verrezen.

110. Sint Paulus (Hand. 9)

Op weg naar Damascus werd de kerkver­vol­ger Saulus als door een bliksemschicht ter aarde geworpen: “Saul, Saul, waarom ver­volgt ge Mij?”

111. Het laatste oor­deel

De Weder­komst van Christus zal geschie­den op de wolken des hemels met grote macht en majes­teit. Dat ver­telt Matteus.

112. Apocalyps (Apoc. 6)

Voordat Gods Rijk de­fi­ni­tief doorbreekt komen er nog zware be­proe­vingen.






Parochie
Heilige Franciscus 
Kerkstraat 4
5721 GV Asten
(0493) 69 13 15
secretariaat@rkfranciscus.nl
Google Maps
Like ons op FacebookVolg ons op X/TwitterVolg ons op Youtube Deze website is ontworpen en wordt onderhouden door iMoose