Als ik dit stukje schrijf, ben ik net geen twee weken in de parochie. En ik merk … ik ben hier graag. Ik ontmoet heel veel mensen (maar ja … al die namen: de Nelly’s, Toonen en van Bussels zijn niet te tellen).
Thuis heb ik altijd geleerd: “je stelt je netjes voor”. Dus bij iedere kennismaking schiet mijn rechterhand naar voren en hoor ik mezelf zeggen: ‘oh nee, dat mag nu niet!’. En ik ben niet de enige heb ik wel gemerkt.
Het zit er diep in. Een handje geven als je iemand ontmoet. Nooit heb ik er over nagedacht hoe vanzelfsprekend dit eigenlijk is. En al ruim negen maanden mogen we het niet. Je zou denken dat we er aan gewend zijn. Dus niet! Want toch schiet de hand naar voren. En het elleboogje tikken is toch niet hetzelfde. Een beetje een slap aftreksel. Ik verlang naar het moment dat ik iemand weer gewoon een hand kan geven.
En dat is misschien maar goed ook. Zaken die goed zijn van zichzelf die moet je koesteren. Ook al ben je niet altijd in staat om er uiting aan te geven. Je kan beter bij iedere ontmoeting zeggen ‘oh nee – dat mag nu niet’ dan dat je eraan gewend raakt om iemand niet fatsoenlijk te begroeten.
Zo is het ook in de Kerk. Helaas zijn er beperkingen aan onze kerkgang en ons parochieleven. Dit snijdt diep in ons geloofsleven. Al een hele tijd moeten we reserveren om de heilige Mis te kunnen vieren. We zitten ook met een maximaal aantal bezoekers. Je zou denken: ‘we zijn er aan gewend geraakt’. Dus niet!
Ons geloofsleven vraagt om een spontaniteit. Gewoon een kerk binnenlopen als je wilt. De Eucharistie vieren als je er naar verlangt. Dat zit diep in ons godsdienstig verlangen geëtst. Reserveren past daar eigenlijk niet bij. Het haalt de spontaniteit weg. Ik merk dat sommige mensen dan ook wat de moed verliezen. ‘Ja, laat dan maar zitten’. Begrijpelijke gevoelens, maar niet goed. Het betekent dat je capituleert. Dat je gewend raakt aan een beperking en het kind met het badwater weggooit.
Nee, we moeten juist in de tijd van beperkingen trouw zijn aan ons oprechte verlangen om ons geloof te belijden en te vieren. Liever met beperkingen naar de Kerk gaan dan helemaal niet gaan. Het is net zoals bij een ontmoeting. Liever zeggen: ‘oh nee, dat mag nu niet’, de hand in de broekzak houden en uitzien naar het moment dat we wel de handen kunnen schudden, dan helemaal niet meer begroeten.
Deze tijd vraagt ons geduld, doorzettingsvermogen en trouw in hetgeen we wel kunnen en mogen. Want: goede dingen moet je koesteren.