Interview met Mgr. Gerard de Korte
Hoe komt Bisschop Gerard de Korte zijn dagen door? ‘Ik heb gewoon een abonnement op Ziggo’
Na de lieve, maar wat onmachtige bisschop Hurkmans, werd zijn opvolger al snel als een frisse wind gevoeld. Maar is bisschop Gerard de Korte zo progressief als velen hopen?
Heel af en toe wil bisschop Gerard de Korte wel toegeven dat je gerust mag vinden dat hij, als katholiek, in rare dingen gelooft. In een God die uit drie personen bestaat, überhaupt in een God, in een Jezus Christus die uit de dood is opgestaan, in een hel, in een Maria die tegelijk moeder was en maagd. “Dat is voor mij als man van 2017 ook lastig te snappen. Dat is het geheim van het geloof.”
We praten in het bisschoppelijk paleis, met thee en koffie en een koekje. De inrichting is er een zoals je die verwacht, met meubels die voor klassiek en sfeervol doorgaan. De bisschop vertelt bij de rondleiding trots dat het interieur van zijn werkkamer van hemzelf is. In de huiskamer en daarachter, in een aangrenzende ruimte, wordt de sfeer gedomineerd door meubels die nog aan monseigneur Bekkers toebehoorden, jaren 60.
De Korte (62) is een aangename gesprekspartner: vriendelijk, rustig, intelligent, belezen, erudiet, een zeer goed prater ook. In wervende zin te vergelijken met een handelaar in tweedehands auto’s, enthousiast het ene of andere voertuig aanprijzend, met deugdelijke en desnoods
minder deugdelijke argumenten. Anders dan de meesten die auto’s verkopen, is bisschop De Korte erin gespecialiseerd kwistig uit de Bijbel te citeren, andere denkers aan te halen en filosofietjes te debiteren die zijn verhaal vlees geven.
De bisschop is natuurlijk ook gewoon een man met een familie en een carrière.
Was het raar de eerste keer met monseigneur aangesproken te worden?
“Mwah, gewoon, het is Frans voor meneer. Het bisschop worden, eerst hulpbisschop, bezorgde me wel een paniekaanval. Heel onaangenaam. Ik was ook een beetje boos. Priester wil je worden, maar dit word je aangedaan. Met een mijter lopen, met een staf lopen, dat is dan monseigneur zijn. Het zijn grote veranderingen waar je niet voor kiest. Je solliciteert niet naar de functie van bisschop. De nuntius komt de benoemingsbrief van de paus brengen. Daar kun je even angstig van worden. Maar het went, monseigneur en de mijter en de staf.”
In hoeverre was het vanuit het ouderlijk huis een aangekondigde carrière?
“Ik ben de jongste van drie kinderen, ik heb een zus van 67 en een broer van 64. Mijn broer heeft een garage gehad, hield van motoren, is geen kerkganger meer. Bij de één slaat de vonk over, bij de ander niet. Je ziet dat we broers zijn: rustig karakter, zorgzaam, heel aardig, zachtmoedig. Mijn ouders zijn in 1992 gestorven, het rampjaar, mijn moeder in juni, m’n vader in december. Binnen een halfjaar was het ouderlijk huis leeg. Ik was 37, zij waren 72 en 73. Als er één sterft, heb je nog een ouderlijk huis. Mijn broer en zus hebben beiden twee kinderen. Daaromheen is er een grotere familie. De familie is katholiek. Ik was een heel religieus kind. Ik heb nog pastoortje gespeeld, met andere vrome jochies, we waren zes, zeven jaar. Op zolder timmerde mijn vader
een altaartje in elkaar.”
U schreef in een van uw boeken dat de sfeer bij u thuis anders was dan die bij uw katholieke tante in Tilburg
“Tante Corry Berkelmans is nu hoogbejaard. Als ik daar was, voelde je dat het geloof er anders werd beleefd, wat luchtiger. Ik ben geboren in een streek met protestante dominantie. Het Hollandse katholicisme is daardoor wat ernstiger, zwaarder. Ik gaf als kind ook al les aan neefjes en nichtjes, als het ware. Rond m’n twaalfde wist ik het helemaal zeker: geschiedenisleraar! Ik verzamelde ook al heel vroeg literatuur over de Zesdaagse Oorlog. Ik volgde dat nieuws en was pro-Israël natuurlijk. David en Goliath. Heel ongenuanceerd, het bleek later wat ingewikkelder te liggen. Na de middelbare school ben ik ook geschiedenis gaan studeren en toen heeft mijn geloof zich verdiept. De grote vragen uit de geschiedenis raakten mij; al het lijden dat mensen elkaar aandoen, het geweld, en ook het natuurgeweld. Ik ben toen veel in de Bijbel gaan lezen, werd sterk geraakt door de brieven van Paulus, de oudste brieven van de kerk. Met name als het om de godsvraag gaat, kun je niet om Christus heen. Ik werd gegrepen door de mens Christus. God, die zich zo klein maakt dat hij in een concrete mens te vinden is. God moet je zoeken in de gestalte van deze mens. De incarnatiegedachte. Dat kwam heel sterk bij mij binnen. Vervolgens werd ik actief in mijn parochie. Ik ben achteraf gezien misschien een van de laatsten die nog geheel katholiek gesocialiseerd zijn. Sindsdien is het aanbod zo breed geworden. Ik ben bij de traditie gebleven, vond er zoveel voeding. Mensen van 50 of 40 zijn opgegroeid in een andere tijd, met veel meer aanbod.”
Hoe bewust kies je als jonge vent voor een celibaat?
,,Je kon vroeger met 24 priester zijn, als je het schema volgde. Ik was 32. Voor mij was die keuze heel bewust. Maar dat ik 30 jaar gelukkig priester ben, past kennelijk bij me. Dat is niks om je voor op de borst te kloppen.”
Maar mensen hebben seksuele verlangens, pubers zeker
“Ik heb ook wel vriendschappen gehad, zij het niet langdurig. Maar ik was erg met de studie bezig, het willen weten. Het was wel spannend toen mijn zus haar eerste kind kreeg. Toen werd mij duidelijk: ik zal nooit vader worden. Maar dat heeft nooit tot een crisis geleid. Je kunt gelukkig celibatair leven op twee voorwaarden: allereerst een sterke religieuze motivatie, en daarnaast een goede vriendenkring en familiebanden. En laten we eerlijk zijn: gescheiden mensen of weduwen gaan ook langdurig alleen door het leven.”
Maar die mogen zichzelf nog wel aanraken, geestelijken niet
“Ja, nou ja, goed, de seksuele ethiek van een ongehuwde is niet veel anders dan die van de geestelijke. Misschien ben ik heel naïef, maar in de katholieke ethiek betekent het dat je afziet van seksualiteit als je niet gehuwd bent. Luister naar Paulus: ‘Als je brandt, huw dan vooral.’ Seksualiteit in de klassieke zin is alleen bestemd voor het huwelijk, de voortplanting. Iedereen die katholiek is en niet gehuwd, ziet af van seksuele handelingen. Kijk, of dat in de praktijk zo is, is iets voor de biechtvader.”
Hoe is het bisschoppelijk leven in praktische zin? Veel lezen en vergaderen?
“Elke ochtend heb ik om half negen mis in de kathedraal. Ik sta om zes uur op, heb tot half acht een eigen programma, lees dan de kranten en doe het ochtendgebed. Wij hebben hier Het Financieele Dagblad, Brabants Dagblad, de Volkskrant, Trouw, het Nederlands Dagblad en ’s avonds NRC. Met mijn secretaresse bespreek ik om half acht de post en de mails. Om tien over negen ben ik terug van de mis, vanaf half tien komen de eerste bezoekers, bestuurders en pastoors die me willen spreken. Of ik ben op pad. Ik ben veel de deur uit. Verder moet ik lezingen voorbereiden, schrijven, vergaderingen leiden. Heel afwisselend. En ‘s middags eet ik warm. Wel
zo gezond.”
Uw voorganger vertelde me ooit ’s avonds altijd bang te zijn, zo helemaal alleen in het paleis.
“Ik ben hier ’s avonds ook alleen. Het is groot, maar er hangen buiten overal camera’s. Ik voel me redelijk beveiligd. Het is een beetje een vesting. Waar ik woon, ben ik omringd door het kantoorgedeelte. De bovenste verdieping is leeg, wegens de bezuinigingen.”
Wat verdient u eigenlijk?
“Ik kost heel weinig. Een bisschop verdient hetzelfde als een gewone priester. Ik krijg elke maand 1.300 euro op mijn rekening gestort. Voor de rest mag ik hier wonen en heb ik een auto vrij. En een huishoudster die voor me zorgt. Ik heb in dit pand een werkkamer en een slaapkamer. Dat zijn mijn privéruimten, de rest is publieke ruimte. Ik sta voor, denk ik, 45 à 50.000 euro in de boeken, anderhalf keer modaal. Een priester kan heel fatsoenlijk leven, zeker als je wat familiegeld hebt.”
Hier voor de deur, op de Parade, wordt geregeld een feesttent opgezet. Hoe beleeft u dat onophoudelijke aardse vermaak?
“Ik heb er geen last van, al kan de muziek weleens hard klinken. In Utrecht had ik een abonnement op de concertzaal en de schouwburg, tegenwoordig kun je wanneer je wilt thuis films kijken. Ik heb een Ziggo-abonnement.”
Welke films ziet u?
“Levensbeschouwelijke films, over het echte leven, zoals Amour, met dat oudere echtpaar. Wat gebeurde er? Was het euthanasie, zelfmoord? Of The Passion of the Christ, een film die het lijden van Jezus uitbeeldt.”
U bent nog altijd pro-Israël?
“Het Joodse volk heeft heel veel te lijden gehad van ons, van christenen, door de eeuwen heen. Nu hebben ze een staat en lijken ze heel onbarmhartig om te gaan met Palestijnen. Dat is tragisch hè. Nou ja, ik heb wel meer begrip gekregen toen ik er was. Vanuit een overlevingsstrategie. Een gids zei me: ‘We laten ons niet nog eens de zee in drijven’. Ik hoop op een tweestatenoplossing. Maar de mensen daar hebben elkaar inmiddels zoveel pijn gedaan ... Mijn sympathie blijft bij Israël. Ik ben niet meer kritiekloos, maar Israël is wel de enige democratie in het Midden-Oosten. Ik ben er geweest, op meerdere plekken, ook in Turkije, Marokko, Egypte, Iran ...”
Wat een baan!
“Gewoon in vakantietijd, hoor. Als je een mooie reis wilt maken: ga naar Iran. Daar moet je echt heen. Oude cultuur, vriendelijke bevolking, goede hotels, hoogontwikkeld land. Mijn zwager is tandarts, opgeleid door een professor uit Iran, uit een geseculariseerd, rijk milieu. ‘Wat moeten we met al die baardmannen?’ Zo praat hij er ook over. De elite houdt zich stil, heeft zijn eigen feestjes. Toen we erheen vlogen, gingen de hoofddoekjes pas om bij de landing.”
Jammer dat fundamentalistische moslims geen sterk ontwikkeld gevoel voor humor hebben.
“Extremisten hebben geen humor! Christelijke fundamentalisten ook niet. Mijn gevoel voor humor? Ik ben van de Grote Drie. Hermans, Kan, Sonneveld. En Fons Jansen niet te vergeten. Zelfspot! Een wijs mens heeft humor, al was het maar om zichzelf te relativeren. Jonge cabaretiers vind ik erg plat, grof. Veel seks. Youp? Heel grof! Ik heb liever Herman Finkers. Speels, vaak religieuze thema’s. Finkers is de nieuwe Fons Jansen.”
(overgenomen met toestemming
www.bd.nl © copyright Marc Bolsius)