|
|
48. De oude Simeon zag het heil
Lc. 2
Op de 40e dag na de geboorte van Jezus gingen Maria en Jozef met Hem naar de tempel om Hem aan God op te dragen. Zo stond het in de Wet van Mozes. Ze troffen daar de oude Simeon aan, een vrome man, die Israëls vertroosting verwachtte. De Heilige Geest had hem ingegeven, dat hij niet zou sterven, voordat hij de Messias had gezien.
Simeon zag het kind Jezus; met de ogen van zijn geloof zag hij de Gezalfde van God en hij bad: “Laat mij nu maar sterven, Heer, ik heb Uw heil gezien”.
Op nevenstaand beeld zien we, hoe Maria haar kind teder vasthoudt. Maar hier in de tempel beseft zij, dat Jezus, meer dan van haar, ook van God is en dat Hij zijn zware roeping ten einde zal moeten volbrengen. Simeon bevestigt dat met profetische woorden: “Uw hart zal met een zwaard doorboord worden”.
Jozef staat er zoals gewoonlijk wat bescheiden bij met twee duifjes in een kooitje, het offer der armen. Hij verklaart zich daar in Gods huis bereid om dit Godsgeschenk met heel zijn wezen te beschermen.
Simeon torent hoog boven hen uit als een oud-testamentische patriarch. Hij juicht in extase: “Thans hebben mijn ogen Uw heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid: een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor Uw volk Israël”.
|
|