|
|
38. Jona, onwillige profeet
Jona 2
Het Bijbelboekje Jona is een novelle, een verzonnen verhaal waar een heleboel in zit. Jona krijgt van God de opdracht om de stad Ninivé de wacht aan te zeggen. Maar hij vlucht op een schip de andere kant op.
Dan raakt hij steeds dieper in de put: bij noodweer kruipt hij in het ruim van het schip, daarna wordt hij overboord gegooid en belandt in een zeemonster, symbool voor de onderwereld. Dieper kun je niet zinken. Maar op dat dieptepunt gaat hij wel bidden; hij ziet in dat je God niet kunt ontvluchten. Zo komt hij tenslotte toch in Ninivé aan en houdt een donderpreek over de ondergang van de stad. Dan gaan de Ninivieten onder leiding van hun koning boete doen in zak en as. En God ziet af van het vernietigen van de stad. Dat pikt Jona niet; hij moppert: “Had ik het niet gedacht: U zou wel weer medelijden krijgen”.
Waar het in dit verhaal om draait is, dat de nationale God van Israël de universele God wordt van alle volkeren. Jona werd kwaad, omdat God barmhartig was voor niet-Joden. Hij wilde een God-voor-zichzelf hebben, zoals het altijd geweest was. Maar Jona wordt mooi te kijk gezet in dit verhaal. En met hem alle gelovigen van vandaag, die krampachtig vasthouden aan de oude geloofsbeleving en al het oude weer terug willen halen. Sinds Jona is die heimwee-godsdienst uit den boze. Gods vaderhart is ruimer dan we denken.
|
|