|
|
36. Jeruzalem herbouwd
Ezra 6
De Babylonische ballingschap duurde 60 jaren. Toen verscheen Kores op het wereldtoneel. Deze koning der Perzen versloeg de Babyloniërs. Hij werd in het joodse getto van Babel juichend binnengehaald, want hij gaf het volk de vrijheid en hij gaf hun goud en zilver mee om de tempel van Jeruzalem weer op te bouwen. De droom der ballingen werd werkelijkheid.
Maar het werd een moeizame onderneming. Men kreeg te maken met tegenwerking, onrecht en zedelijk verval. Tot Esra, de priester, en Nehemia, de gouverneur, de zaak goed gingen aanpakken. Zij wilden de JHWH-cultus zuiver houden en leerden het volk weer de voorschriften van de Tora. Er werd een Verbond opgesteld en ondertekend. Men begon de muren van de stad te herstellen en de tempel weer op te bouwen in zijn oude glorie. Het is naar deze tempel, gebouwd rond 500 v.Chr., dat Jezus jaarlijks opging. Hij zong dan het pelgrimslied:”Ik was verheugd toen men mij zeide: Wij trekken op naar JHWH’s huis” (ps.122).
Jezus hield van de tempel; Hij werd erg kwaad, toen Hij zag dat men daar goede zaken deed met de religie. Hij schreeuwde de kooplieden toe: “Gods huis is een huis van gebed, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt. Ga ergens anders heen met jullie firma in religieuze artikelen, maar niet hier op deze heilige grond”. De apostelen herinnerden zich, dat er geschreven staat: “De eerbied voor Uw huis heeft mij verteerd”.
|
|