|
|
31. Jesaja: Moeder God
Jes. 49
De profeten waarschuwden het volk van Israël: als jullie het Verbond met God niet onderhouden, zal Hij zich van jullie afkeren en jullie aan je lot overlaten. En wee je gebeente, als dat gebeurt!
Ezechiël (hoofdstuk 16) vergelijkt JHWH met een jaloerse minnaar. God was verliefd op zijn kleine volk en overlaadde zijn geliefde met geschenken; maar zij was Hem ontrouw en pleegde overspel met de afgoden. Gekrenkt en beledigd wendde God zich van haar af; maar tenslotte zou Hij zich over haar ontfermen.
Het volk in ballingschap herinnerde zich deze onheilspellende profetieën; maar ook, dat de profeet Jesaja een ander beeld voor God aan hen voorhield: “Sion zei: JHWH heeft mij verlaten, de Heer heeft mij vergeten! Zal een moeder haar zuigeling vergeten, een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zou vergeten, Ik vergeet u nooit! Zie, in mijn handpalmen heb ik u geschreven; en uw muren staan Mij steeds voor ogen”.
Wat een ontroerend Godsbeeld biedt de profeet ons hier: onze God is niet angstaanjagend, veeleisend, onbewogen in zijn hoge hemel. Nee, onze God is als een moeder voor ons, een trouwe hoeder, op wie wij altijd kunnen rekenen. Er is dus bij deze God geen plaats voor angst en beven, maar alleen voor kinderlijk vertrouwen en liefdevolle verbondenheid.
Het is een favoriete bezigheid van mijn beeldhouwende confrater om Moeder en Kind-beelden te maken: elk kind is zeker van de liefde van zijn moeder. Zo beeldt hij de visie van Jesaja over een moederlijke God uit.
|
|