|
|
9. Abrahams offer
Gen 22
Je kunt niet zeggen, dat God het Abraham gemakkelijk heeft gemaakt. Abraham had gehoorzaamd aan Gods opdracht: “Ga weg uit je land, keer het huis van je vader de rug toe en vertrek naar het land dat ik je wijzen zal. Ga!” Abraham verliet alles wat hem vertrouwd en dierbaar was. Hij zou een mooi land en een groot volk ervoor terug krijgen. Maar het duurde een mensenleven lang voor hij er iets van gerealiseerd zag worden. Abraham bleef vertrouwen op Gods beloften.
Maar toen kwam er een raar bevel: “Neem Isaac, je enige zoon, die je liefhebt, mee naar het land Moria en offer hem daar als een brandoffer”. Nadat Abraham eerst zijn verleden had opgeofferd, moest hij nu ook zijn toekomst uit handen geven. God eist nogal wat! De beeldhouwer laat Abrahams wanhoop en onbegrip zien: hij schreeuwt zijn ellende uit! Maar dan komt er gelukkig een engel opdagen die zegt: “Raak de jongen met geen vinger aan”. God wil geen kinderoffers: die barbaarse gewoonte van de volken wordt door de God van Israël afgewezen.
Abel Herzberg verstaat als Jood de bijbelse taal van binnenuit. Hij zegt, dat Abraham, die aanvankelijk heidense afgoden aanbad, monotheïst werd bij het offer van Isaac. Een engel riep: “Doe het niet”! Dat is verbeelding: Abraham riep dat zelf met de stem van zijn geweten. Daarin sprak de stem van God. Goden die kinderoffers eisen kunnen niet de ware zijn, dacht Abraham. Met hem begint een humane godsdienst met de ware God van Israël.
Abraham wordt de vader van alle gelovigen genoemd. Zijn mateloze vertrouwen op God heeft de eeuwen door de joden, de christenen en de moslims geïnspireerd. Hij is de vader van het geloof, de smaakmaker van de geschiedenis van God en de mensen. Dit verhaal laat zien, dat God toekomst schept, waar de mens alles verloren waant. Maar dat moet je wel geloven; aan dat vertrouwen moet je je overgeven.
In de sokkel van het beeld maakt de beeldhouwer een vergelijking met een andere Zoon, die geofferd werd. Zoals Isaac het brandhout droeg op de berg Moria, draagt Jezus het kruishout naar Golgotha. En de verbijstering van Abraham zien we terug bij Maria met haar gestorven Zoon op haar schoot.
|
|