|
|
7. Abraham als koopman
Gen 18
Het bezoek van God aan Abraham eindigde aldus. “Nu moet Ik naar Sodom”, zei God na het eten tegen hem. “Ik heb gehoord, dat daar hemeltergende dingen gebeuren”. Wat was er gebeurd?
Lot, Abrahams neef, die in die stad woonde, had gastvrijheid geboden aan een paar gasten. Maar de inwoners van die stad hadden snode plannen; ze wilden die gasten sexueel misbruiken en vermoorden. God was zo verontwaardigd, dat Hij de stad met vuur en zwavel wilde verdelgen.
Abraham begon voorzichtig: “Maar als er nou eens vijftig rechtvaardigen gevonden worden, zou U dan omwille van hen de stad niet willen sparen?” Toen realiseerde Abraham zich, dat vijftig wellicht te veel was voor zo’n verdorven stad, en hij begon, als een koopman op de markt, af te dingen naar veertig, dertig, twintig, tien.
Vroeger had ik plezier in die sjacherende Abraham. Maar dominee Nico ter Linden noemt dit een van de stoutmoedigste bladzijden van de wereldliteratuur. Je gelooft je oren niet. Abraham leest God de les: “Dat kunt U niet maken; dat zij verre van U!”
God staat daar een beetje verlegen te aarzelen op Abrahams erf, want die gaat niet opzij. Hij verspert God de weg, tot hij zijn zin krijgt. God houdt kennelijk van taaie volhouders en vurige bidders.
|
|