|
|
4. Ben ik mijn broeders hoeder?
Gen 4
Vooraan in de bijbel staat het verhaal van twee broers. Het is als waarschuwing geschreven: Zò moet het niet! Kaïn is de oudste. Kaïn betekent: schepsel, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Zijn opdracht is dus: op God gaan lijken. En God wordt gezien als de Herder van Israël.
Welnu: nadat hij uit jaloezie zijn broer Abel heeft gedood, zegt hij tegen God: “Ben ik dan mijn broeders herder?” Een verschrikkelijk antwoord van iemand, die niet weet waartoe hij geschapen is. Kaïn ontkent, dat hij voor zijn broer moet opkomen, dat hij hem moet behoeden en beschermen als een herder, want zo lijkt hij op God, de hoeder van de mensen.
In het Boek der Schepping staan de twee eerste vragen, die God aan de mensen stelde. De eerste vraag was: “Adam, waar ben je?” Dat was na de zondeval, toen Adam en Eva zich verborgen hadden voor God. “Adam, waar ben je? Mens, waar ben je mee bezig? Waar zit je met je verlangens? Wat is er overgebleven van je idealen, die je koesterde op de beste momenten van je bestaan? Adam, waar ben je?”
En de tweede vraag was aan Kaïn gericht: “Waar is je broer?” Kaïn was verblind door jaloezie en afgunst. Kaïn zag niets meer: God niet en zijn broer niet en zijn ouders niet en zijn levensopdracht niet; hij sloeg zijn broer dood.
Mens, waar ben je? en Waar is je broer? Over die twee vragen gaat het in de hele bijbel. Vragen van de Schepper aan zijn schepselen; vragen van de Vader aan zijn kinderen. “Weet je nog wat je levensroeping is: namelijk om te lijken op God, die jou schiep naar zijn beeld? En hoe sta je tegenover je medemens, die ook een uniek en kostbaar schepsel Gods is?”
|
|