|
|
3. In den beginne...
Gen 3
In het paradijs zat geen journalist in de struiken. Je moet het verhaal niet lezen als een krantenverslag. Het is een terugblik van gelovige Joden op de oorsprong van mens en wereld. Ze vroegen zich af: hoe zit dat nou met man en vrouw? Wie heeft dat allemaal zo bedacht? Waarom worden man en vrouw als magneten naar elkaar getrokken?
Het paradijsverhaal vertelt, dat God Adam schiep en hem plaatste is een tuin vol heerlijkheden. Toch was hij eenzaam en onvolkomen. Toen schiep God Eva en Adam riep verrukt: “Eindelijk is ze daar; vlees van mijn vlees; ze beantwoordt aan mijn diepste verlangens”. God schiep hen beiden uit liefde, om elkaar aan te voelen en aan te vullen.
Het is al pais en vree in de Hof van Eden, tot de duivel opduikt om al dat moois kapot te maken. De mens, puur en gaaf voortgekomen uit Gods scheppende hand, leert het kwaad kennen en verliest zijn onschuld. Het beeld hiernaast laat dat zien. Adam slaat zich voor zijn hoofd: hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Eva staat verslagen haar verdriet te verwerken. Maar er is een prachtig détail: ze houden elkaars hand vast! Want in alle schade en schande moeten man en vrouw elkaar vasthouden. Ze blijven geschapen naar Gods beeld en gelijkenis.
|
|