|
|
2. De schepping
Gen 1
Evolutionisten en Creationisten ruziën over de oorsprong van de wereld. Beiden houden het Scheppingsverhaal voor historisch; ze snappen niet, dat het een gedicht is zonder wetenschappelijke pretenties.
De Joden vroegen zich af, hoe het eigenlijk begonnen was met de mens en zijn wereld. Het is de eeuwige vraag: Waar komen we vandaan? Waar gaan we naar toe? Wat is de zin van alles wat er gebeurt? Vanuit hun geloof dachten ze: het kan niet zo zijn, dat mens en wereld een gril zijn van de natuur of een grap, die een boze geest met ons heeft willen uithalen.
Nee, er moet een goede God gestaan hebben aan de oorsprong van de mens; de schepping is een liefdevol gebaar van God. Deze gelovige visie op het verleden legden ze neer in een gedicht met een telkens terugkerend refrein: En God zag dat het goed was. Dat is Israëls visie op het verleden. En die is best te verenigen met de evolutietheorie van de wetenschap.
Dat is hoopvol. Wie gelooft ziet het leven als een gave Gods. De goede God schenkt ons uit liefde de levensadem en ook nog de hele schepping om er een paradijs van te maken, waar alle mensen waardig leven mogen. God had een prachtig Rijk Gods in gedachten, waar de mensen aan zouden mogen werken.
Ons leven is een gave van God en tevens een opgave. Zo was het in den beginne; en dat was zeer goed, betoogt het scheppingsgedicht.
|
|