Pater Dr. Piet Schellens SCJ, voormalig pastoor van Asten, heeft een serie van ruim honderd overwegingen geschreven die hij gebruikt bij het pastorale werk in zijn parochie te Vlierden. Hij duidt deze overwegingen aan als ‘Wandelingen door de Bijbel’.
Hieronder staan de in totaal 112 overwegingen op een rij. Ze zijn voorzien van fraaie illustraties, foto’s van houtsnijwerken gemaakt door Herman Falke SCJ uit Canada.
De eerste overwegingen zijn via de knop [Lees verder] al beschikbaar. In de komende tijd zullen alle 112 overwegingen worden toegevoegd.
1. “Spreek Heer, Uw dienaar luistert”
Dat is de houding van iemand, die de Bijbel opent. Ik wil met u een wandeling maken door heel de Heilige Schrift, vanaf het Boek der Schepping (Genesis) tot aan het Boek der Openbaring (Apocalyps).
2. De schepping (Gen. 1)
Evolutionisten en Creationisten ruziën over de oorsprong van de wereld. Beiden houden het Scheppingsverhaal voor historisch; ze snappen niet, dat het een gedicht is zonder wetenschappelijke pretenties.
3. In den beginne... (Gen. 3)
In het paradijs zat geen journalist in de struiken. Je moet het verhaal niet lezen als een krantenverslag. Het is een terugblik van gelovige Joden op de oorsprong van mens en wereld. Ze vroegen zich af: hoe zit dat nou met man en vrouw?
4. Ben ik mijn broeders hoeder? (Gen. 4)
Vooraan in de bijbel staat het verhaal van twee broers. Het is als waarschuwing geschreven: zó moet het niet!
5. De Ark van Noach (Gen. 6-8)
De mensheid draagt herinneringen met zich mee aan overstromingen en tsunami’s van enorme omvang. Er zijn wel 70 zondvloedverhalen in allerlei culturen en religies. Israël heeft zijn eigen versie, waarin God optreedt als bevrijder.
6. God op huisbezoek (Gen. 18)
Abraham deed op het heetst van de dag zijn middagdutje onder de eik van Mamre. Toen kwam God daar aanwandelen, vergezeld van twee engelen. Zo ging dat nog in die dagen.
7. Abraham als koopman (Gen. 18)
Het bezoek van God aan Abraham eindigde aldus. “Nu moet Ik naar Sodom”, zei God na het eten tegen hem. “Ik heb gehoord, dat daar hemeltergende dingen gebeuren”. Wat was er gebeurd?
8. Abraham tussen twee vuren (Gen. 21)
God had Abraham een talrijk nageslacht beloofd, maar Sara bleef onvruchtbaar en onderhand viel er aan kinderen niet meer te denken. Toen zei Sara tegen Abraham: “Laat mijn slavin Hagar voor mij een kind baren uit jouw zaad”.
9. Abrahams offer (Gen. 22)
Je kunt niet zeggen, dat God het Abraham gemakkelijk heeft gemaakt. Abraham had gehoorzaamd aan Gods opdracht: “Ga weg uit je land, keer het huis van je vader de rug toe en vertrek naar het land dat ik je wijzen zal. Ga!”
10. De Jacobsladder (Gen. 28)
Jacob werd aartsvader door bedrog. Zijn oudere broer Esau zou de oude en blinde Isaac opvolgen en de aartsvaderlijke zegen van hem ontvangen. Maar met hulp van moeder Rebekka was Jacob hem voor.
11. Jacobs worsteling met God (Gen. 32)
Op zijn vlucht kwam Jacob terecht bij zijn oom Laban; en daar werd de bedrieger bedrogen. Want oom Laban stemde wel in met het huwelijk van Jacob met zijn mooie dochter Rachel, op voorwaarde dat Jacob zeven jaren voor hem zou blijven werken.
12. Jozef, verworpen en verhegen (Gen. 37 & 45)
Vader Jacob had 12 zonen; de bekendste is Jozef, de zoon die zijn lievelingsvrouw Rachel hem schonk in zijn ouderdom. De Jozefcyclus vormt het laatste kwart van Genesis en wordt een hoogtepunt van de wereldliteratuur genoemd.
13. Het brandende braambos (Ex. 3)
Mozes zou de grote leider van het Godsvolk worden, en dus kreeg hij naar joodse gewoonte een prachtig roepingsverhaal.
14. Exodus uit Egypte (Ex. 14 - 15)
Mozes ging naar Farao en bracht Gods boodschap over: Let my people go! Er waren tien plagen over Egypte nodig om Farao zover te krijgen.
15. De bronzen slang (Num. 21)
De barre woestijntocht duurde te lang. Het volk kreeg honger en werd geteisterd door tegenslagen. Ze begonnen te mopperen tegen Mozes: “Je had ons beter in Egypte kunnen laten".
16. Mozes als middelaar (Ex. 17)
Op hun tocht door de woestijn werden de Israëlieten herhaaldelijk aangevallen door stammen, die daar woonden en die niets moesten hebben van die vreemdelingen.
17. Bevrijdende woorden van de Sinai (Ex. 20 & 32)
Het was een plechtig moment, een indrukwekkende gebeurtenis, toen Mozes de Tien Woorden van God ontving op de berg Sinai. Het volk beneden hoorde de donderslagen, het geschal van bazuinen.
18. De druivensjouwers
De tocht door de woestijn was vreselijk zwaar; eindeloos zeulde het volk in de barre hitte door het woestijnzand. De vreugde om de bevrijding uit Egypte sloeg om in wanhoop: zou men ooit het beloofde land bereiken?
19. Simson, de godgewijde schurk (Ri. 16)
Toen ze eindelijk in het Beloofde Land waren gearriveerd, zwierven de twaalf stammen als nomaden rond, zonder structuur, zonder leiding.
20. Jefta, de ongelukkige (Ri. 10 en 11)
De periode van de Rechters was vol van vechtpartijen, verwarring en verloedering. Het verhaal van Jefta is daar een voorbeeld van.
21. David, Gods uitverkorene (1 Sam. 16)
Na de Richters kwamen de Koningen. De eerste was Saul, maar dat werd geen succes. Toen stuurde God de profeet Samuel naar Bethlehem, om een van de zonen van Isai tot koning te zalven.
22. David en Goliat (1 Sam. 17)
Het spannende verhaal van de kleine David, die de woeste reus Goliat overwint, draait om het thema, dat het leidmotief is van de hele bijbel: de toekomst van het Godsvolk hangt niet af van man en macht, maar van Gods wil.
23. David en Saul (1 Sam. 16 en 24)
Koning Saul was een norse en depressieve man en David werd naar het paleis geroepen om hem met zang en citerspel op te vrolijken.
24. David en Batseba (2 Sam. 11 en 12)
Davids klerken schreven zijn deugden, maar ook zijn ondeugden onverbloemd op. Beroemd is het verhaal van Batseba.
25. David en God (Ps. 51 en 131)
David was niet alleen een groot staatsman en veldheer, hij leeft nog altijd voort als zanger Gods. Veel psalmen zijn van hem of staan op zijn naam.
26. Het Salomonsoordeel (1 Kon. 3)
Koning Salomo, zoon van David en Batseba, was niet alleen een groot staatsman en bouwer van de tempel in Jeruzalem; hij is vooral de geschiedenis ingegaan als een wijze rechter.
27. At the river of Babylon (Ps. 137)
Na koning Salomo viel het Rijk uiteen; er kwam een scheiding tussen Noord en Zuid. Veel koningen deugden niet en profeten fulmineerden tegen het morele en godsdienstige verval.
28. Als een hert... (Ps. 42)
De joden leefden in hun eigen land, maar zeker ook tijdens de ballingschap, te midden van volkeren met allerlei afgoden. Als ze dan in de problemen zaten, werd er met hen gespot: Waar is nou die God van jullie?
29. Judit, de glorie van Israël (Judit 12 en 13)
Aan de tijd van de ballingschap hebben we een aantal boeiende verhalen te danken. Ik neem u eerst mee naar de Assyrische overheersing (rond 700 v. Chr.).
30. Tobias en Sara (Tobit 2,6,8)
Tobit is de familiegeschiedenis van een vroom Joods gezin, dat in ballingschap leeft in Ninivé. Het is een troostboek voor de Joden, die van huis en haard verdreven zijn.
31. Jesaja: Moeder God (Jes. 49)
De profeten waarschuwden het volk van Israël: als jullie het Verbond met God niet onderhouden, zal Hij zich van jullie afkeren en jullie aan je lot overlaten.
32. In de vuuroven (Dan. 3)
De koning van Babel had Jeruzalem veroverd, de tempel verwoest en het volk gedeporteerd.
33. Habakuk (Dan. 14)
De Joden hielden van sterke verhalen over spectaculaire ingrepen van God om zijn dienaren te helpen. Zoals het verhaal van de profeet Habakuk.
34. De kuise Susanna (Dan. 13)
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Als alles verloren lijkt en er geen hoop meer is, grijpt God in. Dat is het leidmotief van de bijbel. God redt wie op Hem vertrouwt.
35. Het visioen van vrede (Jes. 11)
Het volk doorstond de beproevingen van de ballingschap door vast te houden aan de sabbat en aan de beloften van de profeten.
36. Jeruzalem herbouwd (Ezra 6)
De Babylonische ballingschap duurde 60 jaren. Toen verscheen Kores op het wereldtoneel. Deze koning der Perzen versloeg de Babyloniërs.
37. Ester, mooi en moedig (Est. 4-7)
Na de ballingschap bleven veel Joden in Babel wonen; ze waren daar aardig ingeburgerd. Zo nam het joodse meisje Hadassa de naam Ester aan naar de godin Isjtar, terwijl haar voorname oom Mordechai zo genoemd werd naar de god Mardoek.
38. Jona, onwillige profeet (Jona 2)
Het Bijbelboekje Jona is een novelle, een verzonnen verhaal waar een heleboel in zit. Jona krijgt van God de opdracht om de stad Ninivé de wacht aan te zeggen.
39. Ezechiël: levend water (Ez. 47)
De profeet Ezechiël had een visioen: hij zag een stroom van levend water uit de tempel stromen. Dat water zuiverde het vergiftigde milieu.
40. Job op de mesthoop (job 2-3)
Job woonde in het land der heidenen, maar hij was een rechtvaardige. “Vader der armen” werd hij genoemd.
41. Ruth, de overgrootmoeder van David (Ruth 2)
De stamboom van koning David – en dus ook van Jezus - zou een paar keer vastgelopen zijn, als niet enkele vrouwen redding hadden gebracht. En die vrouwen kwamen allemaal uit onverwachte hoek.
42. Bileam en de ezel (Num. 22)
De Bijbel gebruikt allerlei literaire genres om de Blijde Boodschap over te brengen, zelfs sprookjes. Maar die kunnen een diepe wijsheid bevatten.
43. De Blijde Boodschap: Jezus is de Messias (Lc. 1)
De blijde boodschap over Jezus Messias begint met de aankondiging door de engel Gabriël aan Maria, dat zij de moeder zal worden van de redder der wereld. Onze beeldhouwer laat de engel dwars door het beeld vliegen en hij kijkt even verbaasd als het jonge meisje Maria, dat schrikt.
44. De Visitatie: oud en nieuw raken elkaar
Je zult een engel op bezoek hebben gehad en de boodschap hebben gekregen, dat de Allerhoogste je heeft uitverkoren om moeder te worden van zijn Zoon. Dan zoek je toch de stilte om te mediteren over die uitverkiezing.
45. Geen plaats in de herberg (Lc. 2)
Een sympathieke afbeelding van de herbergier van Bethlehem. Meestal werd hij gezien als een harteloze zakenman, die al gauw in de gaten had, dat er niets te verdienen viel aan dat arme stel voor zijn deur.
46. Gods Menslievendheid (Lc. 2; Mt. 2)
De blijde boodschap van de Kerstnacht is: onze God is niet dood, zoals in de vorige eeuw beweerd werd. Onze God is niet kwaad of hardvochtig, zoals in onze jeugd werd verteld. God is geen scrupuleuze boekhouder, zoals Hij ons werd voorgesteld.
47. Drie koningen kwamen van verre (Mt. 2)
De Wijzen uit het Oosten vonden de pasgeboren Koning niet in de paleizen van Jeruzalem; hun zoektocht eindigde in het open veld van Bethlehem. Alsof de evangelist wil zeggen: de echte geschiedenis wordt niet gemaakt in
48. De oude Simeon zag het heil (Lc. 2)
Op de 40e dag na de geboorte van Jezus gingen Maria en Jozef met Hem naar de tempel om Hem aan God op te dragen. Zo stond het in de Wet van Mozes. Ze troffen daar de oude Simeon aan, een vrome man, die Israëls vertroosting verwachtte.
49. Het Heilig huisgezin van Nazarath
De evangelisten vermelden niets over de kinderjaren van Jezus. We mogen aannemen, dat Maria en Jozef uitstekende ouders waren en Jezus een voorbeeldig kind.
50. Jezus in het Huis van de Vader (Lc. 2)
Jezus was een gehoorzaam kind, maar Hij had ook nog een andere loyaliteit. Dat bleek, toen Hij 12 jaar was en met zijn ouders en familieleden op bedevaart ging naar de tempel in Jeruzalem.
51. Sint Jan de Doper (Mc. 1 en 6)
In Judea was de priesterzoon Johannes ook groot geworden. En hoe! Zijn vader Zacharias nam hem mee naar de tempel; daar was hij kind aan huis en werd vertrouwd met de joodse tradities. Maar Johannes ontdekte, dat het niet klopte.
52. De doop in de Jordaan (Mc. 1)
Jezus hoorde in Galilea van het optreden van Johannes en Hij ging naar hem toe. Zo verklaarde Hij zich solidair met diens provocerende prediking. Hij ging in tegen de overtuiging van het religieuze establishment door te verklaren: “Onder alle mensenkinderen is niemand groter dan Johannes”.
53. De beproeving in de woestijn (Mt. 4)
Na zijn doop trok Jezus zich terug in de woestijn. Zoals Mozes 40 jaren rondzwierf in de woestijn, voordat het Volk Gods het Beloofde Land binnenging, zo verbleef Jezus 40 dagen op die plaats van loutering, voor Hij aan zijn openbaar leven begon.
54. Jezus spreekt vanuit de boot (Mt. 13)
Het gonsde in Galilea van de geruchten: “Heb je gehoord van die bruiloft in Kana? En er worden veel zieken genezen. Jezus heet Hij en Hij komt uit Nazareth. Hij is een charismatische predikant, zeggen ze. Kom, we gaan kijken. Dat willen we meemaken”.
55. De lamme van Kafarnaum (Mc. 2)
Een lamme man werd door vier vrienden naar Jezus gebracht. Maar er stond zo’n massa mensen voor de deur, dat ze niet naar binnen konden. Toen klommen ze op het platte dak, braken het open en lieten de verlamde man op zijn brancard naar beneden zakken.
56. De bruiloft van Kana (Joh. 2)
Het Evangelie van Johannes laat het openbaar leven van Jezus beginnen met een groot wonder. De profeten hadden immers voorzegd, dat, als de Messias kwam, Hij zou zorgen voor brood en wijn in overvloed. Hier breekt het Messiaanse tijdperk aan.
57. Het broodwonder (Mc. 6)
Als de Messias komt, zal er niet alleen geestelijk heil zijn voor de mensen, maar ook materiële welvaart, brood en wijn in overvloed. Dat hadden de profeten aangekondigd.
58. De Goede Herder (Joh. 10)
Eeuwenlang had het volk van Israël psalm 23 gebeden: “De Heer is mijn herder; Hij waakt over mij”. Dat herderschap had niets romantisch. Een herder in Israël moest zijn kudde verdedigen tegen wilde dieren; hij was altijd onderweg op zoek naar plaatsen, waar wat te grazen viel.
59. De Samaritaanse vrouw (Joh. 4)
Jezus geeft de Samaritaanse vrouw bij de put van Jacob het levend water van het ware geloof. Hij praat met haar over bidden, God aanbidden. In een paar verzen van Johannes 4 komt tienmaal het woord aanbidden voor. Jezus zegt, dat ware aanbidders de Vader aanbidden in geest en waarheid.
60. De weduwe van Naïn (Lc. 7)
Toen Jezus de stadspoort van Naïn wilde binnengaan, werd daar juist de gestorven zoon van een weduwe uitgedragen. En zoals vaak van Jezus verteld wordt, werd Hij ook hier door diep medelijden bewogen.
61. De bezetene van Gerasa (Lc. 8)
De God van de bijbel is een Bevrijder. Ook de verhalen over Jezus zijn allemaal bevrijdingsverhalen. In de streek van de Gerasenen, aan de overkant van het Meer van Galilea, kwam een bezeten man op Jezus af, een woesteling die zichzelf en anderen verwondde.
62. De storm op het meer (Mc. 4; Mt. 8)
Het Meer van Galilea was het voormalige werkterrein van de apostelen. Vanaf hun jeugd waren die vissers daar thuis; ze wisten hoe het er kon spoken. En juist daar hebben ze de macht van Jezus ervaren.
63. Petrus gered (Mt. 14)
We blijven nog even op het Meer van Galilea. Nu zit Jezus niet bij de leerlingen in de boot tijdens een hevige storm, maar Hij komt over het water naar hen toe. Zij menen een spook te zien en schreeuwen het uit van angst.
64. De overspelige vrouw (Joh. 8)
Ook dit verhaal herinnert aan een geschiedenis uit de joodse bijbel: de kuise Susanna mocht blijven leven, terwijl haar rechters werden veroordeeld. Hier komen de Farizeeën aanzetten met een vrouw, die op overspel betrapt is.
65. De tien melaatsen (Lc. 17)
Tien melaatsen smeekten Jezus hen te genezen. Jezus zegt: “Gaan jullie maar naar de priester; laat zien dat je genezen bent en hij zal jullie weer toelaten tot de gemeenschap”. Later komt er één terug om dankjewel te zeggen, en dat was een Samaritaan, een halve heiden.
66. Gezalfd door een zondares (Lc. 7)
Een tafereel met twee hoofdfiguren en een stel toeschouwers. De gastheer Simon en de gast Jezus vertegenwoordigen een verschillende Godsbeeld. Simon hoort bij de vroomheidsbeweging, die Israël met allerlei wetten verre wil houden van alle onreinheid.
67. Zacheus van Jericho (Lc. 19)
Jezus heeft niet alleen de machthebbers en de hoge heren tegen zich in het harnas gejaagd, maar ook veel gewone vrome mensen begrepen Hem niet en voelden zich bedrogen. Neem nou dat voorval in Jericho.
68. De kromgegroeide vrouw (Lc. 13)
Jezus preekte op de Sabbat in een synagoge. Hij zal wel gezegd hebben: “De Sabbat is ons gegeven om te vieren dat wij Gods Volk zijn en om ons te realiseren waartoe wij geroepen zijn: om voor elkaar zo goed als God te zijn”. Dan ziet Hij een vrouw, die kromgebogen is en zich niet kan oprichten; 18 jaar was ze al ziek.
69. De blinde bedelaar (Joh. 9)
Waarom waren de mensen zo enthousiast over Jezus? Waarom heeft Hij zo’n onuitwisbare indruk gemaakt? Ik denk omdat Hij zo goed kon kijken en luisteren. Hij zag, wat mensen dwars zat; Hij hoorde wat zij bedoelden.
70. Het dochtertje van Jaïrus (Mt. 9)
Dit verhaal speelt in Kafarnaum, de plaats waar Jezus zich gevestigd had. Hier ging Hij op sabbat naar de synagoge en preekte er. De overste van de synagoge moet Hem goed gekend hebben. Die overste had ook een hoopvolle naam: Jaïrus betekent: God kijkt naar hem.
71. Het penninkske van de weduwe (Mc. 12)
Een alledaags tafereeltje op het tempelplein van Jeruzalem: gelovigen lopen de tempel binnen en gooien wat geld in de offerblok. Een voorname Schriftgeleerde doet dat nogal opvallend: hij let goed op, dat velen zien hoe hij een briefje van honderd offert.
72. Christus de wijnstok (Jo. 15)
Het evangelie kent veel beelden om ons duidelijk te maken, wie Jezus voor ons is. Dat waren beelden, die de joden goed herkenden. Op hun tempel was een wijnstok afgebeeld, teken van de bloeiende verbondenheid van Israël met God.
73. Als gij niet wordt als een kind (Mt. 18)
Jezus wijst ons, volwassenen, op het kind, dat nog een en al vraag is en verwondering.
74. De acht zaligheden (Mt. 5)
Als je wilt weten, welke mentaliteit er heerst in de Stad Gods, dan moet je luisteren naar de Bergrede van Jezus.
75. De werken van barmhartigheid (Mt. 25)
De kern van het evangelie is, dat we de hongerigen niet zonder voedsel, de dorstigen niet zonder water, de naakten niet zonder kleding, de zieken niet zonder bezoek, de gevangenen niet zonder bevrijding en de vreemdelingen niet zonder onderdak mogen laten.
76. Farizeeër en tollenaar (Lc. 18)
Twee mannen gaan naar het Godshuis om te bidden. De Farizeeër begint met op te scheppen over zichzelf en af te geven op anderen.
77. Dove oren en blinde ogen (Mt. 15)
Als de Messias komt, gaan de lammen dansen, de blinden zien en de doven horen. Naar die tekst van de profeten verwees Jezus de leerlingen van Johannes.
78. De arme Lazarus (Lc. 16)
Er was eens een rijke mijnheer, die dagelijks zat te schransen, terwijl een arme man voor zijn deur lag te bedelen om een stukje brood. Maar de rijke zag hem niet, wilde hem niet zien.
79. De bruidsmeisjes (Mt. 25)
Tien bruidsmeisjes wachten tot diep in de nacht op de komst van de bruidegom.
80. De verloren zoon en de barmhartige vader (Lc. 15)
In de bekende parabel van de verloren zoon wordt vooral de barmhartigheid van de vader benadrukt.
81. De verloren zoon en zijn broer (Lc. 15)
Bij een parabel zit het venijn in de staart.
82. De barmhartige samaritaan (Lc. 10)
Een Farizeeër wilde een theologische discussie op hoog niveau over het gebod: Bemin God met al wat je hebt en je naaste als jezelf.
83. Jezus als de barmhartige samaritaan (Lc. 10)
De oude kerkvaders gaven nog een andere, symbolische uitleg van de parabel van de barmhartige Samaritaan.
84. De werkers van het laatste uur (Mt. 20)
Terwijl jongens in de wijnpers nog bezig zijn om druiven met hun voeten te pletten, begint de wijngaardenier met het uitbetalen van de arbeiders.
85. De zaaier en het zaad (Mc. 4)
Er staat een mooie parabel in het evangelie voor ouders en pastores. Zij zaaien het
86. De verheerlijking op de berg Tabor (Mt. 17)
Jezus bestijgt met drie apostelen de berg Tabor. Een Jood beleeft dat zo: hij komt los van de aarde beneden en hij nadert God.
87. Bij Marta en Maria (Lc. 10)
Een huiselijk tafereeltje: twee zussen die ruzie maken en Jezus als vredestichter. Jezus is op bezoek bij zijn vriend Lazarus en diens zussen in Bethanië.
88. De opwekking van Lazarus (Joh. 11)
Het verhaal van de opwekking van Lazarus wordt wel de meest troostende bladzijde uit het evangelie genoemd.
89. De intocht in Jeruzalem (Joh. 12)
De bijbel moet niet veel hebben van paarden, die zo effectief zijn in de strijd, het dier van krijgsheren en standbeelden. Maar de ezel, die bij ons doorgaat voor stom en koppig, is de favoriet van de bijbel.
90. De tempelreiniging (Mt. 21)
De tempel was voor Jezus het Huis van zijn Vader, een plaats van gebed, heilige grond. Enkele dagen voor zijn lijden en dood ging Jezus naar de tempel om te bidden.
91. Het Laatste Avondmaal (Mc. 14)
“Vurig heb Ik verlangd om dit Paasmaal met u te eten”, zei Jezus op de avond voor zijn dood.
92. Het Eucharistisch symbool
De Eucharistie is de herkenningsritus van de katholieken. Vanaf de eerste tijden is het Breken van het Brood het centrale gebeuren, als de christenen samenkomen om de Heer te gedenken.
93. De voetwassing (Joh. 13)
Waar de andere evangelisten het laatste Avondmaal bespreken, vertelt Johannes over de voetwassing.
94. De Hof van Olijven (Mt. 26)
Jezus’ doodsstrijd in de Hof van Olijven was vreselijk. Hij zag de verschrikkingen op zich afkomen en heel zijn wezen verzette zich.
95. De Judaskus (Mt. 26)
Het laatste avondmaal was voor de apostelen een uur van verbondenheid met Jezus en met elkaar, een uur vol mysterie en emotie. En juist daar en toen voer de Satan in Judas.
96. Petrus en de haan (Mt. 26)
Sint Petrus is een geval apart. Hij kon de prachtigste uitspraken afwisselen met stommiteiten.
97. Veroordeeld door Pontius Pilatus (Lc. 23)
Pontius Pilatus was de gouverneur, die het recht opofferde aan zijn eigenbelang.
98. Ecce homo (Mt. 27)
Beeld en gelijkenis van Hem die leeft, een mensenzoon, heeft geen macht begeerd, geen aanzien als een god. En heeft zich niet aan de gestalte van deze wereld onderworpen.
99. De kruisweg naar Cavarië (Mc. 15)
Verzwakt door de geseling nam Jezus de kruisbalk op zijn schouders, maar telkens struikelde en viel Hij.
100. Jezus de gekruisigde (Lc. 23)
Jezus was de vrije en oorspronkelijke vertolker geweest van een nieuw Godsbeeld.
101. Het dobbelspel onder het kruis (Mt. 27)
“Les extrèmes se touchent”. De uitersten die elkaar raken, zie je levensgroot op de Calvarieberg.
102. De Piëta in New York
Op 11 september 2001 werd de aanslag gepleegd op de Twin Towers, het Wereldhandelscentrum in New York.
103. Het lege graf (Mt. 16)
Op Paasmorgen zitten de apostelen op een dood spoor in hun wanhopige vergadering. Dat het zò met Jezus moest aflopen!
104. Maria van Magdala (Jo. 20)
Kunstenaars houden er van om uit te beelden, dat Maria Magdalena de voeten van Jezus zalft. Deze Maria sprak altijd al zeer tot de verbeelding.
105. De Emmausgangers (Lc. 24)
Het sculptuur beeldt het verhaal van de Emmausgangers uit. Bovenaan verlaten zij Jeruzalem; ze keren de stad van Gods heil de rug toe.
106. De ongelovige Thomas (Jo. 20)
Wat een kerel, die Thomas. Hij ging voor geen tien apostelen opzij.
107. Gaat en onderwijst (Mt. 26; Hand 8)
Het evangelie van Matteüs eindigt met een climax, het machtswoord van Jezus: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde, .....
108. Mirjam van Nazareth
Maria is in de kerkelijke kunst vaak uitgebeeld als een koningin met zilveren kroon en een hermelijnen mantel. Zij werd opgesmukt met eretitels en dogma’s.
109. Pinksteren (Hand. 2)
Pinksteren is het geboortefeest van de Kerk. Begeesterd en moedig traden de apostelen naar buiten en verkondigden de verlossing door Jezus, gekruisigd en verrezen.
110. Sint Paulus (Hand. 9)
Op weg naar Damascus werd de kerkvervolger Saulus als door een bliksemschicht ter aarde geworpen: “Saul, Saul, waarom vervolgt ge Mij?”
111. Het laatste oordeel
De Wederkomst van Christus zal geschieden op de wolken des hemels met grote macht en majesteit. Dat vertelt Matteus.
112. Apocalyps (Apoc. 6)
Voordat Gods Rijk definitief doorbreekt komen er nog zware beproevingen.